Decriminalisering
Gelijke rechten voor sekswerkers zijn onmogelijk zolang sekswerk gedeeltelijk of volledig gecriminaliseerd is. In België bereikte onze organisatie een belangrijke doorbraak met de decriminalisering van sekswerk in 2022. Maar er moet nog veel meer gebeuren op wetgevend niveau voordat gelijke rechten echt een feit zijn.
Op 18 maart 2022 om 1u30 ‘s ochtends werd de hervorming van het Belgisch seksueel strafrecht goedgekeurd. Zeventig parlementsleden stemden voor, er onhielden zich 41 en 4 stemden tegen. Dit betekende het einde van decennia problematisch gedoogbeleid, dat sekswerkers fundamentele rechten ontzegde en de deur openzette voor uitbuiting. Op 1 juni 2022 ging de wet van kracht.
Voor we verder gaan...
willen we eerst twee zaken duidelijk maken: de decriminalisering van sekswerk is geen zaak van vandaag op morgen. De wetshervorming betekende niet dat sekswerkers meteen dezelfde rechten had als iedereen. Maar de hervorming van het strafrecht was de eerste noodzakelijke stap om de strijd voor deze rechten mogelijk te maken.
Decriminalisering van derden
Ook is het belangrijk te weten dat het in België nooit verboden is geweest om seksuele diensten aan te bieden of ervoor te betalen. Het beleid had België als doel om sekswerk langzaam te laten uitsterven, door het onmogelijk te maken om de job op een normale en veilige manier uit te voeren door alle derde partijen strafbaar te stellen. Die derde partijen, dat zijn verhuurders van ruimtes, bankiers, advocaten, chauffeurs, … Ook werkgevers werden strafbaar gesteld, waardoor het onmogelijk was om op een legale manier in een bordeel te werken.
Met de wetshervorming van 2022 kwam meteen een eind aan de criminalisering van de derde partijen. Elke zelfstandige sekswerker zou geen problemen meer moeten ondervinden om een bankier, verzekeraar, chauffeur of boekhouder te vinden. Voor de wetswijziging liepen deze allen kans op vervolging, waardoor sekswerkers geweigerd werden. De wetswijziging zorgde er dus voor dat elke vorm van dienstverlening aan sekswerkers niet langer gecriminaliseerd werd. Let wel: indien een boekhouder abnormaal veel aanrekent aan de sekswerker omwille van het feit dat het een sekswerker is, of indien een derde partij seksuele diensten vraagt in ruil, dan is deze wel strafbaar volgens de nieuwe strafwet.
Een nieuwe arbeidswet
Dit biedt nog geen oplossing voor de situatie van sekswerkers die in loondienst willen werken. Werken onder contract, dus met toegang tot de sociale zekerheid (pensioen, gezondheidszorg, werkloosheid,...) werd mogelijk gemaakt door een nieuwe arbeidswet voor sekswerk. Na twee jaar lobbyen keurde het Belgische parlement deze wet goed op 3 mei 2024. De wet biedt extra bescherming en arbeidsrechten voor sekswerkers en stelt tegelijkertijd voorwaarden aan wie werkgever kan worden.
Hoe was het voordien?
Tot 2022 gold in ons land een gedoogbeleid. Dat betekent dat de volledige sector van het sekswerk gecriminaliseerd was, op sekswerkers en klanten na. Tegelijk werd het bestaan van de sector oogluikend door de vingers gezien. Iedereen kent de raambuurten van Antwerpen, Gent en Brussel. Die waren volgens de letter van de wet volledig illegaal.
Een open deur naar misbruik
Sekswerk is een sector waarin zich misbruik, uitbuiting en mensenhandel voordoen. Dat is in andere sectoren ook het geval, maar voor de sector van het sekswerk maakte de wet het erg gemakkelijk in te grijpen in geval van misstanden. Elke zaak, elke verhuring en elk contract waren illegaal, dus vervolging was mogelijk zonder erg veel bewijsmateriaal te hoeven verzamelen. Elk bordeel kon op basis van de strafwet onmiddellijk gesloten worden en de uitbater vervolgd wegens pooierschap. Hetzelfde gold voor verhuurders van kamers. Dit verklaart waarom bepaalde stemmen binnen het Belgische justitieel apparaat zich hard verzet hebben tegen de decriminalisering.
Het gedoogbeleid kwam tegelijk neer op een discriminatie van sekswerkers, ingeschreven in de wet. Zelfstandige sekswerkers hadden de grootste moeite verzekeringen te vinden of banken waar ze een verplichte professionele rekening konden openen. Tegelijk had niemand een idee over hoe je sekswerkers legaal tewerk kon stellen. Op sommige plekken werd zwartwerk toegestaan en op andere werden sekswerkers onder andere statuten ingeschreven maar onder een minimaal aantal uren om sociale bijdragen te ontwijken. In zowat alle gevallen hadden sekswerkers zelf geen inspraak in hoe en of ze ingeschreven werden.
Van minimale werkomstandigheden was op de meeste plekken geen sprake. Hoe kun je vragen aan een sector zich volgens minimale regels te gedragen indien de sector zelf niet mag bestaan? Deze situatie was een open deur naar misbruik.
Vaak geen sociale rechten
Een ander gevolg was dat sekswerkers vaak geen recht hadden op ziekteverlof, werkloosheid, pensioen of zwangerschapsverlof. Op het terrein kwamen we vaak sekswerkers tegen die zich gevangen voelden in het sekswerk: personen die bleven werken omdat ze geen recht op werkloosheid hadden, sekswerkers die bleven werken tot de zevende maand zwangerschap of sekswerkers zonder recht op pensioen die zich genoodzaakt zagen te blijven werken, lang voorbij de pensioensgerechtigde leeftijd.
Morele oordelen
Dit beleid had ook een invloed op hoe sekswerkers door de maatschappij gezien werden. Het was onmogelijk aan sekswerk te doen zonder dat daarbij de wet overtreden werd. De wet legde een noodzakelijke link tussen criminaliteit en sekswerk. Dat versterkte het morele oordeel van de maatschappij: sekswerk is slecht, een bedreiging van normen en waarden, wie het doet is een gevallen vrouw. Of een slachtoffer van mensenhandel, omdat iedereen die werkt in de seksindustrie er noodzakelijk toe gedwongen zou zijn. De wet versterkte het stigma, met alle angst, schaamte en uitsluiting vandien. Uit schaamte of schrik werd vaak geen beroep gedaan op de politie of medische hulp in geval van nood.
Geen onderscheid tussen bonafide en malafide
Tot slot maakte de wet geen onderscheid tussen een respectvolle uitbater en een pooier of mensenhandelaar. Gezien de wet minimale, door de wet opgelegde werkomstandigheden onmogelijk maakte, stond de deur wagewijd open voor uitbuiting. Tewerkstelling onder onhygiënische, onveilige en ongezonde omstandigheden was vaak de regel.
Kortom, de strafwet criminaliseerde een volledige sector om gemakkelijk en snel te kunnen ingrijpen in geval van misbruik of uitbuiting. Die aanpak zorgde er echter net voor dat het risico op uitbuiting en misbruik net groter werden. Arbeidsrechten zijn het enige wapen tegen uitbuiting. Maar alvorens sekswerkers arbeidsrechten zouden kunnen krijgen, zou sekswerk erkend moeten worden als werk.
De wet decriminalisering in detail
Het vroegere seksueel strafrecht
De vorige versie van de strafwet maakte decriminalisering onmogelijk door een erg brede en vage definitie van de term pooierschap. Het oude artikel 380 stelde vier daden vervolgbaar:
Een meerderjarige, zelfs met toestemming, aanwerven, meenemen, wegbrengen of bij zich houden met het oog op het plegen van ontucht of prostitutie.
Een huis van ontucht of prostitutie houden.
Kamers verhuren of verkopen met het oog op prostitutie met de bedoeling een abnormaal profijt te realiseren.
De prostitutie van een ander exploiteren.
Hieruit volgt: iedereen die als werkgever optreedt, iedereen die diensten verleent aan sekswerkers tegen betaling is vervolgbaar. De achterliggende visie is de “abolitionistische” visie: elke sekswerker is per definitie een slachtoffer. Het is onmogelijk dat iemand hier vrijelijk voor kiest, daarom mag de sector geen kans op leven gegund worden.
Tegelijk was er een positief element in de wetgeving. Wie abnormaal hoge winsten maakt door ruimtes te verhuren die bouwvallig zijn, verdient vervolgd te worden.
Het nieuwe seksueel strafrecht
In het nieuwe seksueel strafrecht werd de definitie van pooierschap sterk ingeperkt om sekswerk te kunnen erkennen als werk. Het “abnormaal voordeel” uit de vorige versie van de wetgeving werd behouden en uitgebreid naar situaties waarin een werkgever abnormaal hoge winsten maakt door sekswerkers abnormaal slecht te betalen of door kosten te besparen door hen tewerk te stellen in onhygiënische, ongezonde werkplekken.
Ook gevallen waarin een sekswerker abnormaal veel wordt aangerekend door een boekhouder of advocaat in vergelijking met de andere cliënten van die boekhouder of advocaat, of gevallen waarin zij zich door de sekswerker laten betalen via seksuele diensten, gelden als abnormaal voordeel.
Dit is de nieuwe strafrechtelijke definitie van pooierschap:
Het organiseren van de prostitutie van een ander met als doel het bekomen van een voordeel, behalve in de gevallen die de wet bepaalt.
Het bevorderen, ertoe aanzetten, aanmoedigen of vergemakkelijken van prostitutie met als doel het, rechtstreeks of onrechtstreeks, bekomen van een abnormaal economisch voordeel of elk ander abnormaal voordeel.
Maatregelen nemen om het verlaten van de prostitutie te verhinderen of te bemoeilijken.
De vervolgbaarheid van derde partijen is uit de wet verdwenen. Wie anderen dwingt tot sekswerk, is niet vermeld in dit wetsartikel. Dwang levert altijd vervolging op wegens mensenhandel, een ander artikel in de strafwet.
Tot slot: de organisatie van sekswerk van anderen “met als doel het bekomen van een voordeel”, blijft verboden “behalve in de gevallen die de wet bepaalt”. Die laatste zin verwijst naar een arbeidswet met specifieke arbeidsbescherming om sekswerkers te beschermen tegen arbeidsuitbuiting en specifieke jobgerelateerde risico’s. Vanaf wanneer deze arbeidswet in voege treedt, zal volledig legale contractuele tewerkstelling van sekswerkers mogelijk worden. Daarbij zijn toegang tot de sociale zekerheid en gezondheidszorg inbegrepen.
De hervorming van het seksueel strafrecht zorgde voor de erkenning van sekswerk als werk. Derde partijen zijn nu gedecriminaliseerd en een arbeidswet zal zorgen voor minimale werkomstandigheden, sociale zekerheid en toegang tot gezondheidszorg.
Welk werk moet nog gebeuren op wetgevend vlak?
Bepaalde organisatievormen
Ook na de stemming van de arbeidswet blijft er werk aan de decriminaliseringswet. De wet zegt namelijk dat de “organisatie van het sekswerk van anderen” verboden is, tenzij je hen tewerkstelt onder contract volgens de arbeidsregels. Wat dan met escortebureaus of seksuele etablissementen die voor zelfstandige sekswerkers telefoons aannemen en afspraken inplannen? De Memorie van Toelichting, de vergezellende tekst die uitlegt wat de bedoeling is van de wet, zegt nochtans duidelijk dat het geen probleem meer mag vormen “indien een uitbater of uitzendbureau een legale overeenkomst sluit met een sekswerker op een vrije wijze en met toestemming.” We zullen onze krachten bundelen om deze discriminatie uit de wet te halen.
Ongedocumenteerde sekswerkers
Een derde belangrijke uitdaging gaat specifiek over sekswerkers zonder papieren. Er bestaan geen cijfers over het aantal personen zonder wettig verblijf die in ons land aan sekswerk doen, maar wat we zeker weten is dat ze bij de meest kwetsbare groepen binnen het sekswerk horen. De decriminalisering heeft als voordeel dat sekswerkers toegang krijgen tot arbeidsbescherming en gezondheidszorg. Maar dan moet men op legale manier in ons land kunnen werken, wat niet het geval is voor sekswerkers zonder papieren. Tegelijk is het zo dat iedereen die aan sekswerk doet door de nieuwe arbeidswet beschermd is, met of zonder contract, met of zonder verblijfspapieren.
De keerzijde: het einde van het Belgisch gedoogbeleid betekent ook het einde aan de onduidelijkheid in de sector. Die onduidelijkheid had op bepaalde plekken in ons land het voordeel dat potentiële slachtoffers van mensenhandel zichtbaar en vindbaar waren in bijvoorbeeld de Brusselse raambuurt. Hoe gaan we hen nog vinden, nu de decriminalisering de wettelijke onduidelijkheid heeft weggewerkt en het enkel mogelijk zal worden te werken onder een legaal statuut? De decriminalisering mag niet leiden tot een opjaagbeleid.
Onze organisatie maakt van deze kwestie tijdens de periode 2023-2025 één van haar topprioriteiten, met de steun van PICUM, het platform voor internationale samenwerking voor ongedocumenteerde migranten, en de Duitse Stichting Robert Bosch.
De woorden decriminalisering en legalisering worden vaak onderling verward. Het onderscheid is nochtans erg belangrijk.
Bij legalisering kun je enkel aan sekswerk doen onder strenge voorwaarden. Zo is in Nederland sekswerk enkel mogelijk wanneer je dit in een vergunde werkplek doet. Wie zo’n vergunning krijgt of hoeveel vergunningen er worden uitgereikt, wordt volledig willekeurig bepaald door elk gemeentebestuur. In Duitsland kan je pas aan sekswerk doen wanneer je als sekswerker een vergunning hebt aangevraagd bij de overheid. Tijdens de aanvraag moet je je laten begeleiden door een sociaal werker. Je moet je inschrijving elke twee jaar vernieuwen.
Wij noemen dit criminalisering door de achterdeur. Veel sekswerkers in Nederland vinden geen vergunde werkplek en doen het werk bijvoorbeeld thuis, wat illegaal is en kan leiden tot huisuitzetting. In Duitsland willen veel sekswerkers niet dat de staat op de hoogte is van hun activiteit, die informatie zou later kunnen opduiken en tegen hen gebruikt kunnen worden. Werken zonder vergunning is illegaal. En wie ongedocumenteerd in het land is, komt sowieso niet in aanmerking voor een vergunning.
Wie een illegale activiteit uitvoert, denkt twee keer na alvorens medische hulp te zoeken. Misbruik, aanranding of verkrachting worden moeilijker of in vele gevallen helemaal niet aangegeven bij de politie. Een deel van de sector probeert zich onzichtbaar te maken en verdwijnt ondergronds, buiten het bereik van politie of medische en sociale hulpdiensten. Zo bedreigt legalisering de basisrechten van sekswerkers: het recht op bescherming en het recht op gezondheid.
Decriminalisering volgt een andere logica: om aan sekswerk te mogen doen, moet je niet aan speciale voorwaarden voldoen. Sekswerk wordt door de staat gezien als een beroep. Niet omdat het een job is als een ander, maar omdat sekswerkers beschermd moeten kunnen worden tegen de risico’s van de job, net zoals bijvoorbeeld bouwvakkers specifieke bescherming krijgen wegens de risico’s op een bouwwerf.
Deze bescherming krijgt de vorm van arbeidsrechten voor sekswerkers. Sekswerkers krijgen ook toegang tot de sociale zekerheid: recht op jaarlijkse vakantie, ziekte-uikering, zwangerschapsverlof, werkloosheidsuitkering en pensioen.
Het is niet gemakkelijk om beleidsvormen uit elkaar te houden. Decriminalisering en legalisering worden vaak onderling verward en door elkaar gebruikt. Het beruchte Nordic Model, dat sekswerk wil doen verdwijnen door de klant te criminaliseren, wordt gezien als één en hetzelfde model terwijl elk land waar het model geldt, het op een andere manier toepast.
Zweeds onderzoeker en bondgenoot Petra Östergren stelt daarom een nieuwe classificatie voor. Zij spreekt over drie vormen van beleid:
Repressief: het doel is de sector te elimineren, door middel van strafrecht en andere repressieve maatregelen. Hieronder hoort het Nordic Model, waarvan versies in Zweden, Noorwegen, Ijsland, Ierland, Noord-Ierland en Canada ingevoerd zijn. In elk van de genoemde landen heeft onderzoek uitgewezen dat het model sekswerkers stigmatiseert en blootstelt aan geweld. Ook het prohibitionisme, de volledige strafbaarstelling van sekswerkers, klanten en derde partijen zoals in de VS (enkele counties in Nevada uitgezonderd), hoort onder deze categorie.
Restrictief: het doel is om de sector verregaand te beteugelen door middel van strenge en willekeurige regelgeving. Je mag pas aan sekswerk doen indien je aan een heel aantal voorwaarden voldoet, waardoor vele sekswerkers toch nog gecriminaliseerd worden. Nederland en Duitsland zijn voorbeelden van de restrictieve aanpak.
Integratief: het doel is om de sector en haar werknemers te integreren in de maatschappij. Er wordt bescherming geboden aan sekswerkers op dezelfde manier als dit gebeurt voor andere sectoren, namelijk door middel van arbeidsrechten en toegang tot sociale zekerheid. Nieuw-Zeeland was de pionier, gevolgd door de Australische staten New South Wales, Northern Territory and Victoria. België volgt nu in hun voetsporen.
Lees hier de paper van Petra Östergren (EN).